Peer De Garde

PEER DE GARDE


° 1984 (HOVE)
IDENTITEIT: DORPSFIGUUR
 

In 1884 kwam een vroegere rijkswachter naar Hove om er de zesde veldwachter in onze geschiedenis te worden: Petrus-Maria Van Clapdurp, alias ‘Peer de Garde’.

Petrus was afkomstig uit het Waasland (Sinaai), waar hij in 1850 geboren werd. Na enige jaren werk thuis ging hij in 1876 voor een opleiding bij de rijkswacht naar Brussel. Van eind 1877 tot 1884 was hij actief bij de Gendarmerie in Mechelen. Hove had dan geen politie in dienst, maar wel een veldwachter, een (lager) officier van gerechtelijke politie in plattelandsgemeenten, belast met de bewaking van eigendommen, veldvruchten en gewassen. Zijn taak bestond ook in het opsporen en vaststellen van wanbedrijven en overtredingen betreffende veld- en bospolitie en van jacht- en visserijmisdrijven. Hij moest dus de tucht handhaven in Hove, met zijn veertig herbergen en twee rivaliserende fanfares, maar ook vaststellingen doen bij ongelukken, moorden, zelfmoorden, treinongevallen, vondelingen… Van Clapdurp werd gekozen uit zes kandidaten en huwde in 1884 met Suzanne De Schoenmaeker, een dienstmeid uit Mechelen. Het jonge koppel kreeg twee kinderen, Frans en Maria-Adelia, en woonden na hun huwelijk in Hove.

Na zijn benoeming was Van Clapdurp bij de Hovenaars vlug bekend als Peer de Garde. Peer was een rijzig man met een streng gezicht en begon zijn loopbaan in de tijd dat de tegenstelling tussen katholieken en liberalen in Hove naar zijn hoogtepunt evolueerde, terwijl deze tegenstelling in de naburige dorpen juist begon af te nemen. In 1919, na vijfendertig jaar als veldwachter in Hove, ging de man met pensioen en kreeg hij als eerbewijs voor zijn werk een bijkomende rente van het gemeentebestuur. Petrus bleef nog tot 1930 in Hove wonen, trok dan bij zijn dochter in Mortsel in en overleed in Mortsel in 1936. Hij werd 86 jaar oud. Peer de Garde ging van dan af de geschiedenis in en werd een stuk erfgoed van Hove.

De reus beweegt zich voort op rolletjes. Zowel het hoofd als het lichaam werden vervaardigd door Rik Blomme.

Tekst: Davy Verbeeck